‘Hey, pik …’ Het Amsterdamse accent van Dylan zet voor mij als Rotterdammer gelijk de toon. ‘Wat gaan we rijden?’ Het rood-wit-blauw om zijn schouders doet pijn aan mijn ogen en ruikt nog nieuw.
‘Kilometertje of tachtig door mijn achtertuin’, antwoord ik zo ontspannen mogelijk om te verbergen dat dit Ajax-Feyenoord op de fiets wordt. ‘Staat je goed trouwens, die trui.’
‘Dank je, zaterdag gekregen.’
‘Was het zo makkelijk?’
‘Je hebt niet gekeken?!’
‘Hier linksaf richting Doorn. Nee, het parkoers leek me niet echt spannend,’ voer ik als excuus aan, ‘bovendien stond ik in het kader van Veteranendag op het Malieveld.’
Nu de eerste tien kilometer langs de Langbroekerwetering achter ons liggen gaat het tempo iets omhoog. Onopvallend kies ik een gunstige positie, een half wieltje achter hem aan de binnenkant. Hem laten werken, zijn bordje leeg eten, gonst het door mijn hoofd.
‘Straks houden we Leersum aan.’
‘Prima, mooie omgeving hier trouwens.’ Dylan is nog niet uitgepraat of ik schiet weg uit zijn wiel. Vol sta ik op mijn pedalen en zie het plaatsnaambordje dichterbij komen. Nog vijftig meter, niet omkijken, knallen Niels!, moedig ik mezelf aan, om even later met speels gemak door het lefgozertje uit de LottoNL–Jumbo ploeg gepasseerd te worden, de Ciske de Rat van het Nederlandse wielrennen.
‘Linksaf omhoog’, hijg ik teleurgesteld als we Doorn uitrijden. Ik was niet van plan om de klimmetjes van de heuvelrug te pakken vandaag, maar als ik een kans wil hebben, moet ik hem slopen. Via De Hoogstraat steken we door naar de Darthuizerweg.
‘Ben je klaar voor de Tour?’
‘Absoluut,’ grijnst Groenewegen, ‘ik heb Kittel en Greipel al eerder verslagen, dus waarom nu niet?’
Net voor de bocht knal ik opnieuw weg naar de rotonde van Leersum. Omdat je iemand echter maar één keer kunt verrassen, zit Dylan vrijwel direct in mijn wiel. Als een kat die een muis gevangen heeft, speelt hij met me. Zeven, misschien acht keer probeer ik het nog. Om er evenzoveel keer hard afgereden te worden.
Gefrustreerd parkeer ik thuis de fiets tegen de grijze container voor mijn deur.
‘Koffie?’
‘Klinkt goed! Lekker ritje trouwens, doet me ook aan afgelopen zaterdag denken.’
‘De route lijkt in de verste verte niet op de winderige platte pannenkoek van het NK’, antwoord ik verbaasd.
‘Nee, maar die blik in je ogen, Niels. Als twee druppels water die van Stroetinga toen hij het brons omgehangen kreeg.’
Niels ®elen