Vanmorgen sneuvelde ik anoniem in het bos achter mijn huis. Vanachter een boom bij het hertenkamp meedogenloos neergeschoten. In de motregen werd ik om zeep geholpen door twee jongetjes van een jaar of zes. Langzaam zak ik in elkaar als hun blaaspijp pijltjes tegen mijn borst tikken.
In een reflex grijpt mijn rechterhand naar mijn borst. De natte herfstbladeren raken mijn knieën en doorweken bij het voorovervallen mijn jeans. De palm van mijn linkerhand kleurt zwart van de zompige aarde, het is het laatste wat ik zie. Terwijl ik gorgelend mijn laatste adem uitblaas, voel ik nog net hoe ik tweemaal in mijn rug getroffen wordt.
De jongens lachen, hun kleinere zusje niet. In haar groene laarsjes, met kikkerogen op de neuzen die eigenwijs naar buiten kijken, staat ze verloren in het bos. Onder de capuchon van haar regenjas vertrekt haar gezicht. Ze schrikt van mijn sterven. Langzaam, in dezelfde slowmotion als mijn dood begint ze ontroostbaar te huilen.
Niels ®elen