‘Ga je met de auto? Dan kan ik mijn auto bij station Terwijde laten staan, vanaf daar kunnen we dan samen naar Den Haag rijden en wil je een tulband dragen, of een pakol?’
‘Station Terwijde 18:15’, stuur ik naar Nawed terug. Een pakol. Maar jij bent de designer, dus jij bepaalt natuurlijk.’
‘Yes. Komt goed, dan doe ik voor jou de pakol en neem ik een tulband.’
Het is tien over zes als ik de Vleutensebaan opdraai. Links zie ik de brandweerkazerne op de Belcampostraat liggen. Mijn telefoon gaat.
‘Niels, waar ben je?’
‘Ben er bijna, ik zie het station al liggen. Sta je op de parkeerplaats?’
‘Nee, aan de andere kant van het station. Bij de Albert Heijn. Ik sta bij de auto met mijn tulband om.’
Misschien denk ik het omdat de arrestatie van Abdeslam al de hele dag het nieuws beheerst, maar de laatste zin van Nawed klinkt alsof hij zich niet helemaal gemakkelijk voelt in zijn eigen ontwerp.
Op zijn veertiende kwam Nawed vanuit Afghanistan via Pakistan naar Nederland Nooit eerder zag ik de tengere Pashtu in het echt. Voordat hij zijn eigen kleding ging ontwerpen was hij Nederlands kampioen boksen, maar daar kon hij niet van leven en dus besloot hij moderne kleding te ontwerpen gebaseerd op de Afghaanse traditie.
‘Deze lijn is bedoeld om aandacht te vragen voor homoseksualiteit in de moslimwereld,’ legt hij me uit, ‘met mijn volgende lijn wil ik aandacht vragen voor vrouwenmishandeling.’ In de auto is het geen moment stil: oorlog, vriendschap, geweld en liefde gaan in ons gesprek soepel in elkaar over.
‘Vanaf hier is het maar een klein stukje lopen naar het theater’, zeg ik terwijl ik de auto langs de gracht op de Pletterijkade parkeer. Mijn eigen jasje gooi ik op de achterbank en Nawed slaat zorgvuldig de Afghaanse jas om me heen die hij vastmaakt met een ceintuur. Ik zie dat hij zijn eigen logo, een man met een tulband, op zijn onderarm heeft laten tatoeëren als hij de pakol vormt en als een baret op mijn hoofd zet. Als we beiden, argwanend of verbijsterd bekeken door voorbijgangers, over de opgebroken Bierkade lopen, moet ik even echt aan Afghanistan denken. Mijn ongemak is hetzelfde als dat van Nawed een uurtje geleden. Nonchalant probeer ik het te verbergen door trots als een Pashtu door te lopen naar het theater aan het Spui.
‘Mag ik een foto van jullie maken?’ De fotografe met een Amnesty movies that matter-T-shirt aan klinkt schuchter. Ik ga naast Nawed staan.
‘Het is raar, maar ik heb nu dus iets aan waarvan ik niet weet hoe je het moet dragen,’ zeg ik, ‘maar nog veel belangrijker, ik heb geen idee hoe ik er nu uitzie.’
‘Het staat je fantastisch,’ stelt Nawed me gerust, ‘je hebt niet alleen de lengte, maar ook de ogen van een Pashtu.’
Niels ®elen