Nadat zijn tandjes zijn gepoetst hangt Ties nog even onderuitgezakt op mijn schoot, zijn vingertjes heeft hij in zijn mond waardoor ik weet dat hij moe is maar zelf wil hij er nog niet aan toegeven. Als ik vraag of ik hem naar bed moet brengen knikt hij instemmend en laat hij zich van mijn schoot afglijden. Langzaam schuift hij naar mama om haar nog een kus en een knuffel te geven waarna hij doorloopt naar de trap. Onder aan de trap blijft hij staan wachten op mij.
‘Je moet me tillen,’ zegt hij zachtjes terwijl hij een beetje zielig zijn hoofd schuin laat hangen maar ik reageer niet. ‘Papa, wil je me alsjeblieft tillen,’ probeert hij het een tweede keer. Zonder iets te zeggen pak het ventje op dat gelijk zijn armpjes om me heen slaat en zijn hoofd op mijn schouder legt. ‘Volgend jaar ga ik jou de trap op tillen, dan ben ik groot en sterk genoeg denk ik.’ Even is hij stil en dan zegt hij dat hij volgend jaar misschien nog wel te klein is om mij te tillen. Teleurgesteld laat hij zijn hoofd opnieuw op mijn schouder vallen en kriebelen zijn kleine vingertjes in mijn nek.
Op zijn kamer gekomen trek ik de deken weg en leg hem zachtjes in zijn bed, als ik hem toedek draait hij zich al op zijn zij. Ik veeg zijn blonde haren aan de kant en geef hem nog een kus waarna hij zich weer op zijn rug draait en me nog even aankijkt.
‘Als je dood bent pap, dan ga ik je echt dragen.’
‘Dank je binkie maar dat hoeft niet hoor.’
‘Dat vind ik heus niet erg hoor pap, echt als je dood bent dan draag ik je kist.’
Het is het laatste wat hij zegt voordat hij tevreden in slaap valt.
Als ik naar beneden loop moet ik denken aan een collega. Hij is getrouwd en heeft net als wij kinderen, iets ouder dan de onze maar niet veel. Hij kwakkelde wat met zijn gezondheid dacht hij en kreeg toen van de dokter te horen dat hij ongeneeslijk ziek was: kanker. Tijd was voor hem ineens iets geworden waarvan hij te weinig had. Het tikken van de klok moet voor hem voelen als de rake klappen van een bokser die je klap voor klap slopen tot je knock-out gaat.
Tijd om zijn kinderen te zien opgroeien heeft hij niet meer, hij zal er niet meer zijn als zijn kinderen hun diploma of hun rijbewijs halen als ze thuiskomen met een vriend of vriendin. Hij is gebeten door de tand des tijds en dus komt voor hem alles te laat maar daarvoor is het eigenlijk te vroeg. Tijd is voor hem verleden tijd geworden, hij kijkt terug op zijn leven en denkt aan alle mooie momenten terwijl zijn gezin ook angstvallig naar de toekomst kijkt.
Halverwege de trap sta ik even stil. Natuurlijk we gaan allemaal dood en de meesten weten, net als ik, gelukkig niet wanneer. Omdat ik dat niet weet stroom ik zelf ook over van ambities en denk ik na over mijn toekomst en wat ik allemaal nog wil doen. Het is die realiteit die over enkele minuten weer de overhand zal hebben en waardoor ik hem weer even zal vergeten. Ik voel me er niet schuldig over, zo gaan die dingen nu eenmaal. Of je er lang of kort over praat maakt simpelweg niet uit, de tijd laat zich niet vangen. Elke poging om dat wel te doen is dus verloren tijd.
In plaats van verder naar beneden te lopen besluit ik om te draaien en terug te gaan naar de kamer van Ties. Zachtjes, om hem maar niet wakker te maken, geef ik hem een kus op zijn voorhoofd. Even denk ik aan wat hij eerder zei en leef verder in de overtuiging dat, ook mijn collega, door zijn eigen kinderen altijd op handen zal worden gedragen.
Niels ®elen
Mooi verwoord
Tijd is meedogenloos…