Lieve Mama,
‘Komt u maar binnen.’ nodigt Inge de twee heren met leren aktetas vriendelijk uit. ‘Mijn vader is boven, ik breng u er even heen.’ Keurig opgevoed neemt ze hun lange sobere mantels en hoeden aan, hangt ze op de kapstok en leidt de heren naar de studeerkamer van een stomverbaasde pa. ‘Zal ik even een kopje thee maken?’ biedt Inge nog aan.
Minstens een uur later staat een rood aangelopen Kees beneden.
‘Godverdegodver…’ tiert hij, ‘hoe kun je die Jehova’s, die, die idioten in godsnaam binnen laten?’
‘Ze zagen er zo netjes, ik dacht…’ huilt Inge terwijl Sven en ik over de bank rollen van het lachen, ‘ik dacht dat ze voor de zaak kwamen.’
Sinds ik in Zeist woon heb ik ze niet meer aan de deur gehad. Deze straat heeft hun interesse niet. Ik lig uit de loop, maar op de Boeylaan in Leerdam was dat wel anders. Het foutje van Inge, zorgde ervoor dat we als potentieel bekeerling in het schriftje van de lokale Jehova’s getuigen kwamen te staan.
Inge heeft altijd wat gehad met Jehova’s eerst was er een schoolvriendinnetje, maar later natuurlijk de hele familie van haar knipperlichtverkering Fred. Sympathieke mensen overigens die ons nooit lastig vielen met hun geloof. Zelf begrijp ik ze niet mam. Het leuren met je geloof door de straten. Langs deuren die dicht blijven omdat je herkend bent. Geen interesse of beschimpingen aan de deuren die zich wel openen en ook geen feestjes want als Jehova ben je voorlopig nog niet jarig. Nu we het daar toch over hebben, weet jij of Inge het dit jaar viert? Ik heb niet zo’n zin om zondag voor een dichte deur te staan.
Liefs
Niels