‘Om u te bedanken voor wat u voor mij heeft gedaan, zal ik een wens voor u vervullen.’ De man die even hiervoor nog buiten in de ijzige kou liep, staart in het bord soep dat voor hem staat en warmt zijn handen aan het haardvuur. Zijn kleren worden door de bewoner van het huis te drogen gehangen.
‘U gaat wat voor mij doen?’ lacht de grote, blonde Serviër.
‘Ik zal een wens voor u in vervulling laten gaan.’ De pezige oude vingers trillen als hij de lepel vastpakt. ‘Ik kan dat want ik ben God, ziet u.’
De Serviër knikt vriendelijk. ‘Eerst eten en warm worden, vader.’
‘Ik begrijp dat u moeite heeft om mij te geloven.’ De oude man strijkt zijn verwilderde baard glad. ‘Maar mijn aanwezigheid hier was geen toeval, het was een test.’
‘Een wens, zei u?’
‘Jazeker, wat u maar wilt.’
‘Zonder voorwaarden mag ik u alles vragen?’ De harde blauwe ogen van de Serviër staren God ongelovig aan.
‘Ja, er is maar een voorwaarde,’ antwoordt God rustig, ‘wat u voor uzelf wenst, zal uw moslimbuurman dubbel krijgen.’
‘Het is al laat.’ De Serf wrijft met zijn hand over zijn hoekige kin. ‘Vindt u het goed als ik daar een nachtje over slaap?’
‘Maar natuurlijk,’ antwoordt god, ‘zolang ik u hier niet tot last ben.’
‘Nee,’ schudt de Serviër, ‘kom, ik zal u een bed wijzen.’
‘Heeft u nog nagedacht over uw wens?’ wil God weten als ze de volgende morgen van het ontbijt genoten hebben en aan de koffie zitten.
‘Ik heb er vannacht goed over nagedacht en weet wat ik wil.’
‘En?’ klinkt de stem van God verheugd.
‘Ik zou graag willen dat u mij één oog uitsteekt.’
Niels ®elen