Zeist 12 – 08 – 2024
Beste Tom,
Het is een woensdagmiddag ergens in de zomer 2008. Met mijn eenheid zijn we in Duitsland voor een schietserie. Bergen Hohne om precies te zijn, een terrein waar ik als dienstplichtig soldaat kennis mee maakte. Ik reed geen fiets, maar een tank die ik op de schietbanen in een vuurpositie manoeuvreerde.
’s Avonds sliepen we in tentjes. We rookten we sigaretten die we voor een DeutschMark kochten in de taxfree shop. Het schietterrein, leerde ik tijdens die avonden, was ooit nog aangelegd door Hitler. In voorbereiding van zijn wereldoorlog, legde hij zijn hand op een kaart en vertelde zijn officieren dat er op die plek een schietterrein moest komen met in het midden een bunker van waaruit hij de trainingen van de Wehrmacht kon volgen. Alle dorpjes die binnen de omtrek van zijn hand vielen moesten wijken. Nog steeds als ik naar de kaart kijk, leg ik mijn hand erop en constateer dat het verhaal, waar ik nog steeds geen originele bron voor heb kunnen vinden, best zou kunnen kloppen.
Niet ver van de schietbaan vandaan ligt het rangeerterrein van Bergen. Op de plek waar nu de militaire voertuigen van de trein af rollen, kwamen toen de goederenwagons aan. Ergens in een hoekje staat er nog zo’n wagon. Een zorgvuldig onderhouden, gesoigneerd zouden wij zeggen treinstel in een perfecte staat.
Ik kan hier niet komen zonder even langs die wagon te gaan. Dan staar ik even, haal diep adem en ga naar binnen Als ik erin sta, kijk ik even rond, sluit mijn ogen en probeer me voor te stellen wat er zich ooit in deze treinen afspeelde. Het is er die dag warm en dus maakt mijn fantasie het vanzelf zomer, zomer in een veewagen waar mensen enkele dagen eerder van hun dierbaren zijn gescheiden. Vrouwen en kinderen rechts, mannen links. Bezittingen hebben geen waarde meer en er zitten veel meer mensen in de wagon dan er eigenlijk in passen.
Binnen stinkt het er naar zweet, angstzweet. Een geur die ik ondertussen heb leren kennen en ronduit vreselijk is. Mensen hebben besloten dat een hoekje van het rijtuig dienstdoet als toilet, maar het maakt niet uit. De hele wagon stinkt naar ontlasting.
Alles is vuil en niemand weet wat er gaat gebeuren. Elke keer dat de trein stopt, vervult hun hart zich met hoop en vrezen tegelijk, de hoop dat de reis nu voorbij is maar de angst voor wat er gebeurt als de deuren van wagon eindelijk open gaan.
Mensen voelen zich geen mens meer en in hun drang om te overleven ontstaan er ruzies in de wagons. Ruzie over eten dat er niet is, over wiens schuld het is dat ze hier zijn en beginnen zich te misdragen. Het is een voorstelling die ik al vaak heb gemaakt, een voorstelling die ik amper kon bevatten, waar ik vooral stil van werd, tot vorige week.
Voor het eerst dat ik hier sta, rolt er vanuit mijn gesloten ogen een traan uit mijn ogen. Sinds Afghanistan weet ik maar al te goed wat de prijs is die voor vrede wordt betaald en was bereid deze prijs voor anderen te betalen. Heb ik van dichtbij de mensen gezien die deze angst maar al te goed kennen. Het geeft me kippenvel en ga even op de bodem van de wagon zitten. In de stilte om mij heen hoor ik de wind door de hoge boom naast de wagon ruisen. De boom, de wagon en het monument iets verderop zijn de stille getuigen van wat er hier gebeurde, maar vooral ook van de vrijheid die wij hier genieten.
Mijn traan maakt, als ik uitstap, plaats voor een voorzichtige glimlach. Op het moment dat de wind mijn neus vult met de geur van gemaaid gras, verdwijnt ook de geur van angst. Zonder om te kijken loop ik terug. Ik weet wat er achter ons ligt, maar belangrijker is wat er voor ons ligt.
Groet,
Niels
N.B. Deze post is een aangepast versie van een verhaal dat ik voor de Brabantse veteranendag voordroeg.