Etappe 7
Bergen Belsen – Vechta 155 km
Vechta 8-9-2024
Beste Tom,
Het is aardedonker als mijn fiets over de laatste kasseienstrook stuitert. Met de zaklamp van mijn telefoon schijn ik langs de bosrand waar ergens de wagon moet staan waar ik ga slapen. Bij het binnenkomen schrikt een vleermuis op. In paniek vliegt het beest, zo groot als het stuur van mijn fiets, de wagon rond en donder ik bijna achterover het treinstel uit. Ik ril. Niet van de kou, nog niet, maar van deze plek. Een weg terug is er niet meer, maar terwijl ik mijn fiets tegen de voorkant van de wagon parkeer, vraag ik me af waarom ik dit wilde.
Met mijn koerstrui en een regenjasje om mijn benen gewikkeld, ga ik op het dunne matje (de enige luxe die ik mij vannacht permitteer) liggen. Ik ben alleen, maar destijds werden de wagons volgepropt met zo’n vijftig mensen waardoor liggen onmogelijk geweest moet zijn. Achter de wagon loopt iets door het bos en in de verte blaft een hond. Een grote hond, zo’n Duitse herder misschien wel. Stijf lig ik op het matje en staar gespannen naar de deur waar ik zelf ook door naar binnen gekomen ben.
De hond blaft opnieuw. Vergis ik me, of klinkt het nu dichterbij? Ik moet plassen, durf eigenlijk niet, maar ga toch. In de verte slaat de kerkklok middernacht en met de tijd kruipt ook de kou onder mijn huid. Er is hier teveel gebeurd om te kunnen slapen, toch slaat de vermoeidheid van het fietsen toe. Even val ik weg tot er een auto met groot licht vlak voor de wagon langsrijdt. Mijn hartslag schiet voelbaar omhoog en muisstil druk ik me zo plat mogelijk tegen de bodem van de wagon. Ze hebben met niet gezien en rijden, zoals ze elk uur doen, voorbij zonder het treinstel te controleren.
Er zijn momenten waarop mijn ogen even dicht geweest moeten zijn, dat ik even weg was, maar echt slapen lukt me niet. Zodra het licht wordt, pak ik al mijn spullen weer in. Buiten spring ik op de fiets en sprint zo hard en ver mogelijk weg van hier.
Groet,
Niels