
Sagan als Danny Zuko
Terwijl de microfoons achter het podium van Wevelgem in het gezicht van Peter geduwd worden, knijp ik hem even onopvallend in zijn kont. Hij kijkt om, knipoogt en steekt vijf vingers in de lucht.
‘Vijf minuten?’ Sagan knikt bevestigend en ik wijs naar het café aan de overkant. Leunend op het stuur van mijn fiets wacht ik geduldig tot ik plots aan mijn jasje getrokken word.
‘Mekseb Debesay’, stelt de donkere wielrenner zich voor. ‘Bent u hier bekend?’
‘Nee, maar waar kan ik je mee helpen.’
‘Ik moet naar mijn hotel hier in de buurt.’ De Eritreeër is ongeveer even lang als ik, op een kaartje wijst hij me aan waar hij zijn moet.
‘Wacht ik zoek het even op,’ uit mijn achterzak vis ik mijn mobieltje, ‘Het is hier vlakbij, deze straat doorrijden tot het einde, dan rechtsaf. Na tweehonderd meter ligt het aan je rechterhand.’ Als hij opstapt steekt hij nog even vriendelijk zijn hand op terwijl Sagan naast me komt staan.
‘Was hij weer verdwaald?’ vraagt hij.
‘Weer?’
‘Ja, gisteren in Harelbeke was ons nieuwe Zaaf verdwaald’, lacht Peter. ‘Vandaag grapte ik nog dat hij voor de kortste route naar Wevelgem het beste de borden kon volgen.’